De laatste vijftien jaar heeft het geneesmiddelenonderzoek zich vooral gericht op het ontwikkelen van een vaccin tegen bèta-amyloïd. Dit is een eiwit dat zich ophoopt in het brein van iemand met de ziekte van Alzheimer en waarvan men aanneemt dat het schadelijk is voor de zenuwcellen in het brein. Een aantal onderzoeken is zeer recent afgerond, onder andere met aducanumab, lecanemab en donanumab (de laatste lettergreep ‘-mab’ is een afkorting van: monoclonal antibodies: dat wil zeggen antilichaam-eiwitten die met een bepaalde techniek kunnen worden aangemaakt en die zich richten op dit Alzheimer eiwit.
Deze middelen moeten maandelijks of iedere twee weken met een infuus worden toegediend. Ze zijn wetenschappelijk gezien interessant omdat ze de hoeveelheid neergeslagen beta-amyloid in de hersenen kunnen verlagen. De effecten na 18 maanden zijn echter vooralsnog beperkt en bij ongeveer 30-40% van de proefpersonen treden bijwerkingen op in de vorm van zwellingen in het brein en microbloedingen (de zogenaamde amyloid-related imaging abnormalities’ ARIAs). Bij een deel van de proefpersonen gaan deze gepaard met hoofdpijn, duizeligheid of misselijkheid, en 1 op de 60 deelnemers kreeg een ernstige hersenbloeding.
Er is daarom nog veel discussie over de plaats van deze medicijnen in de behandeling van de ziekte van Alzheimer. Veel artsen met ervaring met Alzheimer stellen dat dit statistische effect niet merkbaar zal zijn voor patiënten die het middel toegediend krijgen. De effecten zijn mogelijk te klein om in de praktijk op te merken, en de bijwerkingen kunnen bij een klein percentage van de deelnemers aan de studies ernstig zijn. De kosten-effectiviteit van de middelen is vooralsnog onduidelijk, ook omdat de prijs van de middelen relatief hoog is.
In de verenigde staten zijn de drie genoemde middelen inmiddels goedgekeurd voor toelating tot de gezondheidszorg. De redenering van de registratie autoriteiten was dat het verwijderen van het Alzheimer eiwit op zichzelf al reden genoeg was, maar hier zijn wetenschappers het nog niet over eens. Een beslissing over toelating op de Europese markt is nog niet genomen. De Europese Registratie Autoriteit (European Medication Agency EMA) is nu bezig de werkzaamheid en veiligheid te beoordelen. Het is op dit moment dus onduidelijk wanneer een beslissing van het EMA genomen wordt. Als het EMA positief zal beslissen , dan moet er vervolgens in Nederland eerst nog een advies van een multidisciplinaire richtlijn commissie komen, gevolgd door een besluit van het Zorginstituut of het middel in Nederland op de markt komt.